Gepantserd contact
Ze sjeest naar binnen, geeft me een stevige handdruk en ploft in een stoel. Zonder aarzeling gooit ze eruit wat haar dwars zit: ‘Als ik met mensen praat, haken ze af. Wat doe ik verkeerd?’ Ik ga tegenover haar zitten, kijk haar aan en schuif mijn stoel dichterbij. Ik voel tot waar ik mag komen en volg mijn eerste impuls: Jij hard, ik zacht. Ik vraag: ‘Wil je me nog eens een hand geven? Toen je binnenkwam voelde het zo vluchtig.’ De hand die ze me toen gaf, was zachter. Ik zag haar zoeken naar hoe zacht het mocht. Wat volgde, waren tranen. Ze was geraakt door haar eigen hunkering naar tederheid. Ik verwonderde me over dat mooie moment waarin echt contact plaatsvond. Waarin ze niet gepantserd door het leven denderde. Na een tijdje gaf ze antwoord op haar eigen vraag: ‘O, dus zo.’